Friday, May 22, 2009

Rum, Rechten en Balkenbrij

"In het licht van deze discussie is het goed om de verschillen tussen jus soli, Latijn voor het recht van de grond, dat inhoud dat een burger geboren op Nederlandse grond automatisch over het Nederlanderschap beschikt en jus sanguinis, Latijn voor het recht van bloed, dat inhoud dat als één of beide ouders over het Nederlands burgerschap beschikken, het recht aan het kind geeft op een Nederlands paspoort, ongeacht de plek waar het kind ter aarde besteld is.

"Verschillende landen hebben hier uiteraard verschillende ideeën over, en dat maakt het ook zo’n ingewikkelde zaak. Stel je eens voor dat je in Marokko geboren bent, waar jus soli geldt, dan heb je recht op een Marokkaans paspoort. Maar, één van je ouders komt uit Coevoorden, en in Nederland geldt jus sanguinis, dan heb je óók recht op een Nederlands paspoort. Als zo’n kind over een dubbele paspoort status beschikt, kan het zijn dat één of beide landen het andere paspoort niet als geldig accepteert. Daar komt nog eens bij dat zo’n kind later moeilijkheden zal krijgen als hij of zij bijvoorbeeld op vakantie naar Amerika wil gaan, dan wel ambities heeft voor het ministerschap in Nederland."

Ik schrok me volledig de pleuris en vond mij in het luchtledige tussen een klapstoel en de koude, harde grond. Geheel abuis bevond ik mij in een collegezaal van de studie Rechten. Mijn goede vriend Art had mij de vorige avond kennis laten maken met een twaalf jaar oude rum, en wij konden het meteen goed vinden. Toch vreemd dat ik bij de rechtenfaculteit terechtgekomen was. Aan de andere kant, zo’n verlopen, dronken tor valt daar ook weer niet echt op.

Ten overstaan van het cordon balletjes, trutjes en een afgestompte professor knoopte ik mijn broek dicht, krabde aan mijn stoppelbaard en verliet de ruimte. De geluidsdeur viel achter mij dicht en ik werd overspoeld door een gevoel van meewarigheid en apathie.

Enfin, eerst maar eens een toilet opzoeken. Nu blijkt dat rechtenfaculteiten nog ingewikkeld in elkaar zitten, want na een aantal minuten door de verlaten hallen en gangen dolen was ik noch een toilet noch een aanwijzingenbordje tegengekomen. Op goed geluk deed ik een deur open. Het scharnier van de deur piepte als een zak verstoorde katten en ik voelde dat dit misschien niet de goede deur zou zijn. Echter, de aandrang van mijn blaas was onderhand nopende, dus ik maakte mij voort.

De deur gaf toegang tot een slecht verlichte trap, die flauw naar beneden glooide. Onder aan de trap was nog een deur, maar deze stond reeds wagenwijd open. Ik vliedde mij door een volgende gang, en ik was de hoek nog niet om of een penetrante geur van verbrand plastic en kerosine drong zich op aan mijn neusgaten. Nu ben ik niet voor een gat te vangen, dus ik dwong mijzelf voorwaarts.

Na een paar meter begon een kil, elektronisch gezoem de ruimte te vullen en ik hield halt bij een aantal grote ramen van veiligheidsglas, doorweven met ijzerdraad. Ik gluurde door het raam en ik zag van allerlei lampjes, rood en groen knipperen en hier en daar stoom of rook uit metalen pijpen komen. Dit was de vreemdste faculteit die ik ooit gezien had. Het deed een beetje aan denken aan een soort schuilkelder, en langzaam verspreidde het kippenvel over mijn lichaam.

Plots klonk er een kakofonie van alarmbellen en zoemers en zag ik een silhouet achter het glas uit de grond rijzen. Ik pakte het raamkozijn beet en ik hield mijn adem in. Tegelijkertijd daalde een robotarm uit het plafond, recht boven de gestalte, en aan de arm hing een soort harig geval. Het geluid werd steeds sterker en sterker en sterker en hield opeens op!

Twee grote spotlights knipten aan en ik zag de gestalte in zijn volle glorie: een gewone man, in een net pak met blauwe stropdas, zwakke kin, ouderwets, rond brilletje en waar de haargrens zou beginnen stak een elektronisch brein met kabeltjes, voelsprieten en lampjes. Op de achtergrond hing een grote Amerikaanse vlag en aan weerszijden van de man stonden twee levensgrote oranje leeuwen. Aan de robotarm hing een fletse toupet, slap en impotent en deze werd over de mechanische schedel van de man geplaatst. Zijn hoofd draaide bliksemsnel mijn kant op en vanachter de jaren vijftig ziekenfonds bril lichten twee roodgloeiende ogen op. Ik voelde een scherpe hoofdpijn en alles werd zwart.

Ik kwam bij in de collegebanken van een hoorcollege van de faculteit Rechten, een stevige rumwalm om mij heen en een knallende hoofdpijntrein raasde door mijn schedel.

Godverdomme, toch maar een beetje oppassen met die rum.

No comments:

Post a Comment