Tuesday, September 15, 2009

Koffietijd!

De meeste producten hebben tegenwoordig een differentiatie met betrekking tot prijs en kwaliteit. Zo ook het doodgewone bakkie pleur dat wij allen dagelijks tot ons nemen. Sommige mensen zweren nog bij hun ouderwetse koffie-zet-apparaat (Mensen Zoals Ik), hebben de geneugten van de Senseo als hoogste goed (Andere Mensen) en er zijn mensen die een waarachtig koperen fabrique hebben aangeschaft die de halve keuken vult en (blijbaar) verrukkelijke espresso en dergelijke produceert. (Mensen Met Teveel Geld) Uiteindelijk gaat het ons toch om de caffeine, maar het is altijd vermakelijk om mensen hierover te horen discussieren, de rijkheid en variatie van het leven is immers waar het om gaat hier op aarde.

Een tijd geleden mocht ik tijdens een dergelijke sessie vernemen dat er koffiebonen bestaan genaamd Kopi-Luwak en dit betreft een bonensoort die zijn (haar?) smaak ontleend aan de avontuurlijke reis die deze bonen afleggen alvorens bij een speciaalzaak terecht te komen, namelijk, via de darm (zowel dik als dun) van een Filipijnse Loewak-Kat. Vervolgens zijn er mensen in de emplooy om de bonen van de voorgenoemde katten-kak te scheiden om deze vervolgens op de markt beschikbaar te maken. Afgezien van de gezonde kokhalzingen die mijn slokdarm al maakt bij het idee van het drinken van koffie van die bonen, vraag ik mij bij het horen van dit heugelijke nieuwtje dus vooral af hoe iemand dit in godsnaam ontdekt heeft.

Denk even mee. Halverwege de jaren negentig zitten alle koffie-moguls (mogullen?) met hun handen in het haar. Na de frappachino is er niets meer te bedenken door de doorgesnoven marketingidioten en op een goede woensdagochtend roept een koffie-mogul (Douwe? Max? Kanis?) zijn hoofd van de Nieuwe Ontwikkelingen bij zich:

"Willem! Godverdomme, we hebben iets nieuws nodig. Hier is een ticket naar de Filipijnen, vind nieuwe koffie of het is je scalp op mijn bureau!"

Willem, geheel in tropen-outfit en met een diepgewortelde koloniale instelling toogt naar de Filipijnen. Daar aangekomen infiltreert hij van allerlei rokerige kroegen en opium-holen totdat hij toevallig de mogelijkheid ziet om luistervinkje te spelen bij een drietal koffie-smokkelaars. Hij leert over een nieuwe soort boon, diep verscholen in de verradelijke jungle van de Filipijnen. Eureka!

Hij casht de volgende morgen zijn reischeques in en huurt de diensten van een plaatselijke gids/sherpa M'Bongo. Bepakt en bezadeld trekt M'Bongo achter Willem aan het oerwoud in en met een bamboe-stok niet dikker dan zijn duim maant Willem M'Bongo tot snelheid en resultaat. (ik zei het al: koloniale houding) Na een volle dag zonder iets dat ook maar op een koffieboon lijkt besluit Willem om het kamp op te zetten. Met een paar fikse halen van zijn stok dwingt hij M'Bongo tot het opzetten van de tent en het maken van een kampvuur. M'Bongo ondertussen voelt zich steeds slechter over zijn carrière-keuzes, maar de lange arm van de koffie-mogul reikt ver en hij voelt dat de optie om Willem te verlaten niet meer aanwezig is.

Dit gaat een paar dagen zo door. Willem foetert M'Bongo uit en de expeditie lijkt op niets uit te lopen. Totdat op een morgen Willem zichzelf niet meer kan beheersen en keihard M'Bongo begint te meppen, onderwijl verwijten schreeuwend over het niet vinden van de gedroomde nieuwe koffiebonen. Bebloed en strompelend wordt M'Bongo het kamp uitgejaagd onder de verwensing dat hij zonder bonen niet terug hoeft te komen.

Snikkend en stotterend stuit M'Bongo na een lange tocht uiteindelijk met zijn linkervoet op een stomend hoopje katachtige uitwerpselen. Ook dat nog. Hij begint zijn voetzolen af te vegen aan een nabije boom en tijdens het vegen merkt hij dat er kleine boontjes tussen de penetrante kattenflets verborgen zitten. Als in een trance stopt hij er één van in zijn mond en na een korte omwerveling rond zijn tong en verhemelte kan hij het niet meer ontkennen: Dit Is Een Koffieboon!

Juichend en joelend van zijn ontdekking brengt hij de boon bij Willem. Samen malen ze de boon en zetten er een vingerhoedje koffie van. Wat blijkt? Hemels.

Enkele maanden later is Willem terug met de volle steun van de Koffie-Mogul (Douwe? Max? Kanis?) om een leger aan katte-kak-peuteraars in te zetten om alle bonen in de wijde omgeving in te lijven in de product-range van zijn werkgever. Zodra er genoeg bonen geoogst zijn en de marketing-machine op vollen toeren draait, blijkt het publiek onherroepelijk te zitten wachten op deze exquise en vrij prijzige koffie. En op een dag zijn twee koffie-afficionados gezellig het weetje over de katten-bonen te delen en mag ik het met mijn gespitste oortjes opvangen.

Mooi.


Wednesday, September 9, 2009

Kaartje Leggen - Niemand Zeggen

Binnen een typisch Nederlandse traditie mag ik graag, onder het genot van leuke mensen en al dan niet alcoholische versnaperingen mijzelf engageren in een gezelschapsspelletje. Van oudsher zijn de winters hier lelijk nat, dus de zondagmiddag is uitgelezen voor het gezamelijk borden van een gansje, het ergeren van een Mens niet, het jassen van een Klavertje en het jagen op Harten. Geheel in het verlengde van onze (whatever) kijk op gezelligheid.


Sinds een aantal jaren / maanden blijkt echter het tijdsverdrijf pokeren, in een sociale sfeer (of in de online versie) zeer aan populariteit te hebben gewonnen onder de Nederlandsche bevolking. Van die pokerij ben ik minder te spreken. Zoals algemeen bekend is het introduceren van een monetaire component binnen een spelletje funest voor de bijbehorende lol die er te halen valt. Iedereen die wel eens een weddenschap verloren heeft of bijvoorbeeld een verlepte man (altijd mannen) achter de gokkast in de plaatselijke snackbar of bruine kroeg heeft zien staan kan dit beamen. Daarnaast, in het kader van de skill die er bij het pokeren komt kijken zijn de kaarten vrij snel geschud, namelijk die is recht evenredig met het niveau kansberekening van de speler gecombineerd met in hoeverre de speler over "stalen zenuwen" beschikt. Beide plafonds binnen de leer-curve zijn snel bereikt, alhoewel het besef hiervan niet bij de meeste pokeraars aanwezig blijkt te zijn.


Gelukkig doen dat soort zaken er niet toe bij het besluit om mee te doen aan de poker-tombola en als een soort olievlek van opium is het steeds normaler en sociaal geaccepteerder geworden om dagelijks eens lekker achter de pc aan je gokverslaving te werken. Natuurlijk, zoals elke verslaafde, zijn de lulsmoesjes van die poker-jokers niet van de lucht: Het is geen kans-spel, want ik heb een systeem, ik speel alleen om kleine bedragen, het is alleen voor de gezelligheid.


Allemaal Gelul.


Natuurlijk ben ik niet zo begaan met mijn medemensen dat het mij ene lor uitmaakt wie hoeveel euros over wat voor balk smijt, maar toch ondervind ik last van dit kaart-gelazer. Zoals elke hobby sluipt namelijk het jargon en de beschrijvingen van individuele ervaringen langzaam, maar zeker binnen de conversaties in het dagelijks leven. Persoonlijk vervullen deze uitingen mij met een nieuwe, zeer ver geëvolueerde vorm van irritatie en weerzin. Zodra zinnen als 'en toen, op de flop, was er die ruiten, en had die andere eikel een flush' er uit iemands mond komen rollen, is de eerste associatie toch dat het om een anekdote over een stoelgang gaat. Ik weet niet hoe U hierover denkt, maar ik hou liever elke verwijzing naar de stoelgang buiten mijn conversationele arena.


Ook in kranten, op televisie, op het internet (die pop-ups!) en aanverwante komt die rommel steeds vaker naarboven, en voor mij staat al dat poker-geschreeuw toch qua amusements-waarde gelijk aan een man in een lege kamer die een munt opgooit en iedere keer als kop boven komt, een tien euro briefje uit het raam flikkert.


Dus, ik wil U dan ook manen tot stilte en vriendelijk (nou ja) vragen om als u zich (terloops) Binnen De Ring bevind, uw poker-gelul bij de Ring achter te laten en tijd wil besteden aan het ontwikkelen van bijvoorbeeld een gevoel van humor of U verder bekwaamt in de gouden kunst van de Stilte.

Saturday, September 5, 2009

Een Brug Te Ver

Zoals eerder vermeld is en blijft het openbaar vervoer zowel binnen de ring als daarbuiten een kwelling en is wetenschappelijk vastgesteld dat het gebruik daarvan bijdraagt aan de aftakeling van de ziel. Dus, als enig alternatief blijft de fiets over. Hier is door de jaren heen veel over gezegd, maar ondanks dat wil ik als laatkomer hierover nog een duit in het zakje doen.

Gisteren vliedde ik mij naar een niet nader te noemen locatie en mijn mint-groene beestje had er zin in. De zon scheen nog flink en het herfstonweer was nog mijlenver weg. Ik reed een niet nader te noemen straat uit en aan het einde van deze straat is één van onze vele pittoreske bruggetjes te zien en deze brug stond open. Geen punt, ik had geen haast en een aangenaam stukje muziek uit de jaren negentig (niet nader te noemen) op het koppie, dus ik minderde vaart en schoof aan bij de rest van de wachtende wielers. Daar ontvouwde zich het volgende tableau:

De weg is daar opgedeeld in twee delen met daartussen een doorgetrokken witte streep. Het rechterdeel van de weg is bedoeld voor de fietsers die weldra, na het passeren van de boot, naar voren zullen gaan en het linkerdeel is bedoeld voor de fietsers die van de andere kant komen. Een tweetal slagbomen weerhouden de fietsers van een waterige dood. Tot dusver is alles prima. Dan gebeurde het volgende: een bromfiets, overduidelijk geassembleerd in Oost-Duitsland vóór het vallen van de Muur door team van Communistische Mollen komt aanrijden, negeert de netjes opgestelde fietsers (mij incluis) en plant zijn ruftende, rijdende kolenmijn tússen de twee slagbomen in en begint lekker te pruttelen. Één van de medefietsers, ik vermoed een biologie-leraar aan de hand van zijn geitenwollen sokken en sandalen besluit niet mee te willen doen aan de rook-show wurmt zijn fiets diagonaal naar achteren. Hiermee raakt hij een fietsfabriek-bakfiets met een drietal kinderen hierin en door de schok wiebelen de blonde krulletjes op de kinderhoofdjes (áltijd typisch Arische koters in zo'n bakfiets, maar dat is voor een andere keer) en de Power-Mom die de bakfiets bestuurd verwijderd haar mobiele telefoon van haar brallende hoofd en besluit verhaal te halen bij Biologie-Fiets.

Gelukkig hoor ik niets van deze interactie, want mijn lekkere jaren negentig muziek (niet nader te noemen) staat precies om deze reden op volume 5000. Ik wend mijzelf af van dit pathetische gelazer en kijk eens verder. De boot waarop wij allen moeten wachten heeft ondertussen het midden van de doorvaart bereikt en ik voel een lichte spanning in mijn onderbuik - dit betekent dat ik weldra hier weg mag en de gerijpte, Amsterdamse wind binnenkort weer door mijn haren zal vliegen. Dan zie ik het volgende: in navolging van de kleine, mobiele kerncentrale hebben een stuk of acht randdebielen zijn voorbeeld gevolgd en ik vind mijzelf deel van een waar cohort fietsers, opgesteld in een ruit, de hele breedte van de weg innemend en er bekruipt mij het gevoel dat ik mij plots op een soort veldslag anno 1700 bevind en dat wij straks met fiets en bakfiets de Kikkers zo eens laten zien hoe een bayonet werkt. Mensen staan briesend voor de slagbomen, voeten worden aggressief op trappers heen en weer bewogen en iedereen staart bevlogen naar de overkant.

De brug begint langzaam naar beneden te gaan en zodra mijn kijklijn tot aan de overkant reikt, blijkt dat ook daar dezelfde gekte zich meester heeft gemaakt en staat iedereen als een vuurlinie opgesteld. Jezus Aloïsius Gristus! Het is elf uur in de ochtend, waar haalt iedereen de energie vandaan voor dit soort shit. Als die bomen omhoog gaan zit echte tijdswinst er niet in voor mijn mede-reizigers en als je écht haast had zat je wel in een taxi.

Met een verlossend rinkeltje beginnen de bomen te rijzen en de eerste freaks schieten - gebukt over hun stuur - ervandoor. De veldslag is begonnen. Ikzelf doe hier niet aan mij en uiterst lijzig druk ik een trapper naar beneden en tik ik vrolijk op mijn handvatten in de maat van de heerlijke jaren negentig muziek (niet nader te noemen) die uit mijn oordopjes in mijn oorschelp klinkt. Wonder boven wonder is iedereen toch vrij kundig en op het laatste moment ritst iedereen naar de juiste fietsbaan en overleeft iedereen de rit over de brug. Ik laat mij door de zwaartekracht en mijn momemtum naar beneden rijden aan de andere kant en ik probeer dit vreemde brug-fenomeen uit mijn hoofd te bannen. Dan klinkt er een klein stemmetje in mijn schedel - over tien minuten komt er weer zo'n brug. Ik bid tot Jezus Aloïsius Gristus dat die niet óók open staat.

Wednesday, September 2, 2009

Vrij Woelige Baren

De wind sloeg honderden bijna messcherpe waterdruppels in haar gezicht. Haar haren waren op haar voorhoofd geplakt en haar wenkbrauwen stonden op doorzettingsvermogen en onweer - bijna zo donker als de wolken in de lucht. De Hurley 800 - een Deense Terriër onder alle bootjes gemaakt in 1996 - sneed door de Atlantische Ocean als de palm van Bruce Lee door een stapel bakstenen.

Haar reddingsvest zat om haar lichaam gekruld zoals alle tekstboeken dat voorschrijven: net iets te strak en gretig verslond zij golf na golf. Als kapitein was zij bekend met elke nuk en goesting die haar boot rijk had en als een vis in het water bestuurde zij de Gup als een verlengde van haar lichaam. Met haar enkele maanden langer op deze aardbol dan de Gup was zij heer en meester over boeg en achterdek.

Tot op het moment dat de storm zijn echte tanden liet zien. De rukwinden en golven namen exponentieel toe en het leek alsof Poseidon een slechte dag had en besloten had om een makkelijke lunch te gebruiken. De Gup kon het maritieme geweld niet aan en zelfs het sterkste GPS-signaal kon niet door deze tsunami heen gaan. De oer-moeder van alle golven rees op uit het zwarte water en als een megalomane bovenkaak beet zij in de boot en kapitein, smakelijke waterwraak en de tijd stond stil:

De kapitein, hangend aan het roer zag haar leven voor zich voorbij flitsen. Een boot, een zeil, de kust van Nieuw-Zeeland, eerste stapjes met kleine zee-beentjes, het ruwe touw van een varend klimrek tegen de mast, textboeken in de kajuit, vader's rekenles terwijl hij een pootje buiten boord baad, de koers berekenen op een sextant, op schoolreis zonder school - verkennend varen over de waddeneilanden, het Engelse Kanaal over, verontwaardigde ambtenaren, en als laatste een stil verzet, of althans, stilletjes de haven uit gevaren, en toen de storm.

En zo, zonder getuigen, ging een dertienjarig meisje met een twaalfjarig bootje met huid en haar ten onder. In het leven dat voorbij flitste zaten geen films, geen vrienden, geen boeken, geen studie, geen parken, geen bossen, geen leuke baantjes, geen vervelende baantjes, geen gestolen flessen wijn, geen roadtrips naar Parijs, geen muziekconcerten, geen mysterieuze foute vriendjes met hippe schoenen, geen lome zondagochtend de krant openslaan met een glas sinasappelsap, een croissantje en een voorpagina-bericht dat een of andere malloot z'n minderjarige dochter alleen de wereld over heeft laten varen en de gedachte 'och, Darwin zei het al: survival of the fittest - lekker boeiend' en nog eens de keuken inlopen voor nog een kop koffie.