Friday, July 31, 2009

Eenmaal, andermaal



Kijk, zoiets doe je niet één-twee-drie. Je kan niet lukraak maar wat doen. Research gaat eraan vooraf. Bezinning. Overpeinzing. Bloed, zwéét en tránen. Ik zal het uitleggen. Mijn eerste ingeving was ’n geurtje. Een luchtje. Een lékker luchtje. Dus, ik togen naar de parfummerie. Douglas, Ici Paris, dat werk. Ik kom die winkel binnen en een muur van bloemen, musk, kruidnagels en ezelinnenmelk slaat me schier knock-out. Beneveld probeer ik een impressie te krijgen van het geurgeweld in de winkel, maar ik krijg er geen vat op. Een nogal opgesmukte dame sluipt naar me toe, lange nep-nagels als klauwen in de aanslag – ik slaak een kreet van paniek en ik fladder de winkel weer uit. Hijgend sta ik in de winkelstraat en probeer ik argumenten te verzinnen om maar niet die winkel weer in te hoeven: hoeveel geur heeft een mens nodig? Zij ruikt toch al fe-no-me-naal van zichzelf? Zo’n geur reageert altijd met de huid, wie weet koop ik iets verkeerds, sprietst ze dat spul op haar huid, ruikt ze naar ammoniak.

Dus nee. Geen geurtje. Had ik me daar even behoed voor een flater. Maar toen? Ik wil wel iets persoonlijks geven. Iets wat aansluit bij haar joie-de-vivre. Iets ultiems. Ahaaa! Kunst! Natuurlijk! Een mooie print. Tekening. Zoiets.Voor op de muur. Lijstje eromheen. Knálrood. Wat kan er fout gaan? Ik de boemel op, winkeltje in, winkeltje uit. Vergeelde rommel, vergezichtjes, slapende katten, bootjes, jonglerende giraffen, zoveel keus. Kijk, ik weet wel wat ík mooi vind aan een muur. Maar als ik met iets Turner meets Monet impressionistisch graanveldje met een woelige kustlijn aankom en zij is liever surrealistisch in haar huiskamer, waar ben ik dan? Een misgeslagen plank. En ik wil die plank ráken. Fuck. Terug naar de tekentafel. Sorry. Slechte woordgrap. Dus. Ja. Dus. Nee.

En toen had ik het. Een vaas. Mooie vaas, uiteraard. Zij houdt van bloemen. Wie niet? Hé!. Die kan ik er mooi bijkopen. Orchideën, rozen, de hele bups. Maar. Aan de andere kant. Stel nou, over een week, feest voorbij, regen valt met bakken uit de hemel. Zij heeft een rotdag gehad op het werk, komt thuis, ploft op de bank en het eerste wat ze ziet is een grote bos verdorde bloemen in een vaas die nét de verkeerde vorm en kleur heeft. Instant depressie. En dat ben ik dan. Zo’n associatie is killing. Vergeet het maar. Vaas exit, bloemen exit.

Jullie vragen je natuurlijk af waar ik dan wél opgekomen ben. Ik weet, ik weet, ik hou de feestvreugde nou al een minuut of vijf op en de spanning is niet te sníjden. Welnu. Het is dus geen parfum geworden, geen kunstwerkje, geen vaas, geen bloemen, geen nieuwe rieten voor haar klarinet, geen CD, geen taart, geen boek, geen gedicht – zeg nou zelf, ik rijm geen gedicht in een pakje boter, maar wat wél?

Ik heb het volgende bedacht: ik ga hier staan en ik ga een anecdote vertellen. Over hoe moeilijk het is om het perfécte cadeau te kopen voor iemand waar je zielsveel om geeft. Hoeveel tijd en moeite en gedachten erin gestoken is. Hoeveel nagels ik tot op het kootje heb gebeten, hoe ik hoopte dat er tijdens deze anecdote een klein glimlachje op haar gezicht gekomen is, wat eigenlijk voor míj ook een cadeau is en hoeveel ik hoop dat jij, lieve Sarah, nog maar veel mag glimlachen in dit –voor jou- nieuwe jaar. Dus, bij deze, hartelijk gefeliciteerd!”

Vierentwintig gezichten keken mij aan met een combinatie van schok, ontsteltenis, ongeloof, onbegrip – zelfs minachting. Maar één gezicht kon het niet laten om te glimachen en mijn feest kon niet meer stuk.


Wednesday, July 29, 2009

Boekel de Nerée

Station Amsterdam Zuid blinkt uit in zowel de hoeveelheid wind die daar over de perrons raast alsmede de ongemakkelijke hoogbouw. Een van de glazen kolossen die erg opvalt als je daar staat te wachten op een geel-blauwe slang is het vierkante, Orwelliaanse monster van een kantoor dat Boekel de Nerée heet.

Thuis heb ik die naam even gegoogled en ben ik tot de ontdekking gekomen dat dit gebouw bevolkt wordt door een notariskantoor. Nu hoef ik niemand te vertellen dat notarissen notoire criminelen zijn (zij verlenen namelijk zeer eenvoudige diensten tegen astronomische bedragen die via de Broederschap der Notarissen kunstmatig hoog gehouden wordt), maar - en ik hoop dat ik hier niet de enige in ben - , de naam Boekel de Nerée spreekt zeer tot mijn verbeelding en geeft mij een serie apocalyptische visioenen om U tegen te zeggen:

Uit nieuwsgierigheid en een drang naar journalistieke infiltratie stap ik stilletjes het kantoor van BDN binnen. Een luchtige bossanova versie van Guus "muzikale milieuvervuiling" Meeuwis' proletenhitje Het Is Een Nacht kronkelt uit kleine speakers, netjes weggewerkt in het gipsen plafond. In de lobby staat een plastieken Linda de Mol Kloon achter een strak plexiglazen balie, oortelefoon aan de zijkant van haar blonde hoofd geschroefd en boven haar hoofd de naam van het bedrijf inclusief motto: Boekel de Nerée - Wereldverovering met een Gooische R.

Ik haal een handje kiezelstenen uit mijn linker broekzak en werp deze in de verre hoek van de lobby. De receptioniste schrikt op; haar Oilily sjaal wappert nerveus langs haar parelketting en zij gaat op onderzoek naar het stenen getinkel. Ik maak van de gelegenheid gebruik en slip geruisloos langs de lobby en in een van de roestvrij stalen liften. Er zijn knopjes voor een tiental bovenverdiepingen, maar ook voor een aantal ondergrondse vloeren. Ik besluit dat om de waarheid achter Boekel de Nerée te kunnen ontmaskeren. ik zo diep mogelijk in de buik van het beest moeten kruipen en ik druk op de onderste knop, nummer 6 in een dieprode kleur. Ook in de lift is de melodie van Groteske Guus alom vertegenwoordigd. Ik ben niet gewend aan dergelijke geluiden en mijn witte bloedcellen kunnen de barrage van tonen niet aan en een branderig gevoel blijft naar mijn slokdarm vlieden. Ik haal diep adem en verman mezelf; de wereld moet dit weten.

De lift komt tot stilstand en met alle gratie en fysieke zwier die ik heb ninja ik de gang in, gretig en geruisloos. Ik passeer verscheidene pastelkleurige deuren en hoor van allerlei aardappel-watervallen door het houtwerk komen. Ik negeer ze, zo goed als zo kwaad en ik ga recht op de laatste deur af; de hoofdprijs. Mijn oor leunend tegen de deur leer ik dat de kamer leeg is en mijn hand tast de deurknop af – gesloten, maar, geen paniek! De multitool opent vele deuren.

In het midden van de statig ingerichte kamer staat een bureau en op het bureau ligt een stapel dossiers. Ik pak mijn dunne zaklamp uit mijn binnenzak en schijn voorzichtig een licht op de geheime informatie binnen de duistere krochten van Boekel de Nerée:

Dossier #1: SUPER-PRIMA: Een megalomaan plan om via incriminerende foto's van leraren, politici, journalisten en andere opiniemakers het woord "super-prima" in de vocabulaires van alle lagen van de bevolking te duwen.

Dossier#2: POLO-KRAGEN: Een uitgebreide beschrijving van het netwerk van modemensen, ontwerpers, corps-leiders en aanverwante dat bezig is om een werkelijkheid te creeëren waarin de kraag van een polo (het liefst in de kleur roze) alleen omhoogstaand gedragen kan worden.

Dossier#3: ONWETENDHEID: Een duivelse samenzwering met als doel om onwetendheid te belonen en kundigheid te straffen, ik kan net in een inktvlek de naam Geert Wil---Stemmen hoor ik via de gang mijn kant opkomen en ik moet het dossier dichtslaan om niet ontdekt te worden. Ik leg de dossiers weer terug zoals ik ze vond en ren naar de deur - te laat, de deurklink draait om en ik hoor de stem van Jort Kelder zeggen dat als je bretels duur genoeg zijn het niemand opvalt dat je een mond vol lelijke tanden hebt.

Ik schrik. Ik knipper. Ik haal drie keer adem. Het zonlicht straalt fel in mijn ogen via de glazen wanden van de omringende hoogbouw, de wind giert over het perron. Ik realiseer me dat ik nog gewoon op Station Amsterdam Zuid sta. Maar, waarom heb ik dan nog kippenvel?

Tuesday, July 28, 2009

Terug

Met een soepele buiging van het rubber van de zool van mijn ecologisch verantwoorde sneaker valt mijn rechtervoet op het perron van het treinstation. De linkervoet volgt en ik haal diep adem. De herinnering aan de verse lucht van een bosrijke omgeving laat een fantoom achter in mijn neusgaten, om snel plaats te maken voor de stadse geur. Gemarineerd, menselijk, fossiele brandstoffen, de stadse geur is dik en druiperig en log en - op de één of andere manier - inspirerend.

Ik neem een aantal stappen en met een onbeholpen zwaai gooi ik mijn zware tas over mijn linkerschouder en frummel een sigaret uit een pakje en steek hem aan. Witte letters in slecht lettertype op een blauwe achtergrond melden mij dat ik op Amsterdam Zuid sta en het panorama aan mensen is overweldigend. Skaters, gangsters, kakkers, oudjes, kinderen, kinderwagens, mobiel gekwetter, de hele rataplan. Ik zet mijn gelaat op neutraal en schuifel naar een ander perron; een die metro's bediend.

De treinreis duurde een niet onaangename twee-en-een-half uur en langzaam kruipt de herinnering van drie weken in het Nederlandse achterland naar de achtergrond van mijn achterhoofd. Begrijp me niet verkeerd, ik had óók niet bedacht dat ik het hier binnen de ring zo zou missen.

Momentjes komen en gaan en ik sta buiten een metrostation, de zon op mijn haren en ik wandel. Flatgebouw, bouwput, stoplicht, viaduct, Turks bakkertje, tattoeage shop, pizzeria, Keurslager, rotonde, trambaan, fietsers, auto's, voorbijrazende ambulance, halfnaakte mensen op het gras met een barbecue en 40 veertig vrienden eromheen, een viool uit een dakraam, een buurman die zijn fiets op de stoep fixt, berg afval op de hoek van de straat: luiers, halve koelkast, monitor uit 1978, Albert Heijn tas, toiletrol - viezigheid.

Ik steek de sleutel in mijn voordeur, manouvreer langs de fiets in de gang, stap 18 traptreden op, ik zie geen reet met mijn zonnebril op, maar afzetten is geen optie, de zware tas heeft voorrang, steek de sleutel in de volgende deur, gooi de tas in de gang en de telefoon gaat, ik loop de huiskamer binnen en neem de hoorn van de haak en ik hoor na drie weken een mensenstem en de tranen springen in mijn ogen.

Thuis.

Saturday, July 11, 2009

Boodschapje

Recentelijk drong de behoefte in mij op om een aanschaf te plegen. Het geval was als volgt: mijn verzameling houten Richard Nixon hoofdjes op mijn vensterbank waren in de loop van de tot nu toe aangename zomer sterk verkleurd en dof geworden. Ik besloot om bijenwas of houtlak of iets dergelijks aan te gaan schaffen om de Trickie Dickies weer wat glans te geven.

Zelf ben ik niet zo goed in shoppen, omdat ik altijd overweldigd wordt door de grote keuze, mede-shoppers en de opdringerige sfeer in al die winkels. Dit heeft er tevens in geresulteerd dat ik nooit weet waar, wat voor soort, winkel zich bevind. Edoch, mijn beeldjes móesten hun glans terugkrijgen, dus ik stapte op zaterdagmiddag met een tas vol geld mijn huis uit op zoek naar een winkel die mij in mijn behoefte kon voorzien.

Mijn eerste strategie was erop gebaseerd om mensen te volgen die een lége tas bij zich hadden en dat ik dan na verloop van tijd wel een zooitje winkels tegen zou komen en dat ik statistisch gezien dan wel geramd zou zitten voor was of lak. Ik koerste eerst onopvallend - een sigaret tussen mijn lippen, zonnebrilletje op - achter een gezin aan, maar toen deze als een bliksemslag bij heldere hemel in een Intertoys verdween, stond ik verloren en ontheemd op het Koningsplein.

Het geroezemoes van honderden stemmen in zeker tien verschillende talen, alle kleuren, de hitte van de zon en de verzengende zweterigheid van dorstig kopende mensen viel als een kaleidoscopisch deken over me heen en een ijzeren grip van paniek nam bezit van mijn aorta. Meerdere muziekstijlen (zonder uitzondering kéihard en verwerpelijk) bliezen vantussen airconditioningsluizen van openstaande winkelsfronten. Er hing een waanzinnige zweem in de lucht, alsof ik in een school vissen zat, waar een halve geitenkop in gegooid was om de haaien te lokken. Koopjesjagers, kortingsmoordenaars, uitverkoop-killers.

Ik haalde mijn hand door mijn haar, het zweet van mijn voorhoofd koelde mijn scalp en ik zette mijn zonnebril af. Het opeens felle licht gaf mij een kopzweving en ik zakte nog verder weg in een fata morgekte. Ik kon niet langer blijven staan en begon door de menigte te wurmen, mezelf zo iel en aerodynamisch als mogelijk makend.

Ik passeerde een winkel, volledig badend in turquoise licht, de ruimte ovaal gemaakt met witte plastic vormen, er stonden in totaal drie zonnebrillen op verschillende houders uitgestald. Twee meisjes, zo mager dat ik me afvroeg hoe ze het gewicht van hun gebit overeind konden houden, waren in superkakkerspraak aan het afwegen welke van de brillen het mooist was; de verkoper stond verveeld een Hustler door te bladeren en aan een lip-piercing te pulken. Ik keek ontsteld weg en liep door.

Een andere winkel vol met verschillende kleuren t-shirts met daarop verschillende kleuren shirtvullende tepels geprint stond stampvol en verspreidde een geur van ebola en verbrande alkaline batterijen, mijn ogen traanden, mijn kaak verstijfde. Ik versnelde en hield mijn adem in.

Ik zag mensen plastic broodjes hotdogs in hun kanaal proppen, softijs druipend over kinderkinnetjes, vette vingers priemend in mayonaise, hamburgerpapiertjes dwarrelden naar het trottoir, lachende opengesperde muilen - vullingen en gouden tanden, draaiorgels vol met geluidsvervuiling, kinderwagens botsend tegen witte, zure karnemelkbenen.

In een vlaag van verstandelijke en lichamelijke verbijstering schoot ik een winkel binnen en tot mijn blijdschap bleek het een ouderwetse Hema te zijn. Ik haalde drie, vier keer fatsoenlijk adem en vond via een informatiebord de tweede verdieping waar de lak-en-verfwaren zich bevonden. Ik overhandigde wat briefgeld aan een middelbare scholier in een truttig, vertrouwd Hema-shirt en plaatste de duur bekochte houtlak in mijn rugzak.

Voordat ik de Hema verliet visualiseerde ik de route naar huis en moffelde ik mijn zintuigen onder een karpet van draagbare muziek, zonnebril en een geoefende inademing door de mond en toen: de winkel uit en als een blind paard huiswaarts!

Thuis kroop ik onder de douche en daarna onder mijn bed, gewapend met oordoppen, een zaklamp en de lak ging ik mijn houten presidentjes te lijf - de lak-walmen zachtjes naar mijn hoofd stijgend en mijn geheugen vluchtig wissend.

Thursday, July 9, 2009

Mara

Het was zo'n hemelse vrijdagnacht. Via-via was ik terechtgekomen op een feestje ter ere van een afstudering. Ik weet niet meer wat het precies was, Rechten, Politicologie, Psychologie, er waren een hoop polo's. Nou is dat niet per se mijn sociale groep, maar wonder boven wonder, ik vond een gelijkgestemde.

Ik stond de boekenkast van de plaatselijke ouders te checken met een veel te vol glas rode wijn in mijn handen. Ik ben vrij voyeuristisch ingesteld en ik werd overspoeld met een onstuitbare giechelgolf. Ik beken: ik heb het semi-literair snobbisme tot een kunst verheven en het feit dat er in die eikenhouten rakker een softcover van Phillip Roth stond (zonder kreukels in de kaft en overduidelijk nog nooit gelezen) naast een stukgelezen vierkante toiletrol van Kluun bracht in mij het gniffelende kwelgeestje naar boven. (de wijn hielp ook, uiteraard)

"Wat sta jij daar besmuikt te lachen?" Geruisloos was er een meisje met een nog voller glas wijn dan ik naast me komen staan en had pienter door dat ik vrij overduidelijk en fout die boekenkast aan het beoordelen was.
"Oh, niets, Kluun, kutboeken, je moet wát bij zo'n onwerkelijk stijve bedoening." Ik nam gretig een slok van mijn wijn en keek naar haar reactie op mijn ongeïnformeerde uitspraak (en naar haar jukbeenderen, die Binnen de Ring hoog scoorden en Buiten de Ring fenomenáál). Ze sloeg haar blonde haar over haar schouder, richtte met zeer verfijnde motoriek haar wijnglas naar haar lippen en zei vanachter de glazen bel:
"Gelukkig ben jij hier om het niveau een beetje realistisch te houden." - een korte, zelfbewuste glimlach en ze nam haar tergend langzaam een slok.

Ik zal jullie alle details besparen van mijn amorf baltsgedrag anno 2009, maar het kwam erop neer dat wij beide een voorliefde voor de Kinks hadden, voor goede rode wijn, sarcasme, Ierse schrijvers, Margaret Cho, de net geopende Hermitage en dat wij beide een hekel hadden aan mensen die shit op straat gooien, voeten die niet altijd in schoenen gehuld door het leven gaan, pretparken, Nederlands met een accent en suffe feestjes met academietjes. (academische mietjes).

Rond een uur of drie des nachts hadden wij alle rode, witte en roze wijn soldaat gemaakt en met veel te rode wangen begonnen we steeds minder te praten en steeds meer elkaar schalks aan te kijken. Totdat zij het laatste restje uit haar glas op haar tong liet rollen, deze resoluut neerplofte in de boekenkast en mij toefluisterschreeuwde: "Kom, we gaan een taxi regelen en iets onbesuisds doen!"

We zwalkten lichtjes naar de gang, elkaar kort uit het oog verliezend terwijl we hier en daar bekenden en semi-bekenden gedag wensden op zoek naar een tweetal jassen: corduroy voor mij en trenchcoat voor haar. Ik hield de hare voor en zij glipte subtiel haar armen in de mouwen en terwijl ik haar kraag rechtte, stal ik een neus vol met de geur die bij mooie meisjes altijd in de plek waar de schouder de nek tegenkomt woont - een geur alsof zij een kwartier geleden in een bloemenweide door een Opperwezen gecreëerd is, nieuw en vers en benevelend. Dan: de deur uit en net iets te ver van elkaar af wandelend in de richting van een taxistandplaats.

Het was nog net voor de nachtelijke exodus van alle beschonken dwazen en toeristen, dus terwijl wij geleidelijk dichter tegen elkaar aan gingen lopen, maakten wij vrij gemakkelijk onze weg naar de voorste taxi. Tegen de zijkant van het voertuig stond een tenger, besnorde man in een slecht zittend pak geleund, mobiele telefoon tegen zijn oor, sigaret in zijn linkerhand, af en toe iets buitenlands in zijn telefoon blaffend. Wij keken elkaar aan en konden ons lachen niet helemaal inhouden, misschien was het de wijn, misschien was het de spanning die gebroken móest worden.

"Ehm, goeienavond, wij wilden graag naar de Weteringschans.", zei zij beleefd. De man keek verstoord op van zijn telefoon.
"Weteringschans? Veels te dichtbij, daar ga ik niet heen." en hij ging verder met zijn telefoongesprek. Wij, niets vermoedend en nog steeds in een jolige sfeer konden zijn surrealistische uitspraak niet helemaal plaatsen en barstten weer in lachen uit.
"Ehm, sorry? Wat bedoel je - "te dichtbij"?" Vroeg ik lacherig - blijkbaar met een ondertoon waardoor zij nóg harder moest lachen.
"Heej wat lach je vriend? Huh?! Ik zei: daar ga ik niet heen, neem dat wijf maar mee en sodemieter op man!" Snauwde de chauffeur. Ik kon mijn oren niet geloven, wat zou er met die man aan de hand zijn -is dit niet zijn werk?

Mijn wederhelft was ook geschokt, maar meer op een soort feministische 'niemand-noemt-mij-een-wijf-dit-is-2009-idioot' manier en vroeg terwijl zij met een vinger op de borst van de taxichauffeur prikte of hij zijn moeder ook een wijf noemt en of--

Plots bleef haar zin in lucht hangen, als een textballon in een stripverhaal, ik zag haar naar haar zij grijpen en de woedende, beestachtige gezichtsuitdrukking van de taxicrimineel. Zij viel achterover op de grond, het bloed sijpelde rijk over haar vingers, ik zeeg ineen en hield haar vast, maar haar bewustzijn was in luttele seconden verdwenen. Ik draaide een ambulance met mijn vrije hand en ook al kwam deze in vijf minuten aangieren, het was al veels te laat. Ik heb haar hand de hele weg naar het ziekenhuis vastgehouden en leerde in de ambulance via haar portomonnee dat ze Mara heette. Lieve, mooie, pittige Mara.

Wednesday, July 8, 2009

Welkom Bij De Dope Show

In de totale afwezigheid van iets boeiends, zijn de komkommers geruisloos en definitief het nieuws begin juli binnengeslopen. Iedereen is op vakantie, dus we kunnen niet al teveel verwachten van Reuters, het ANP, de NOS en al die andere boeven. Vreemd om te zien dat omdat wij (en dat bedoel ik in ruime zin) op vakantie gaan, de situatie in Iran ook opeens stilstaat, dat de overheid en het bestel aan banken en andere financiële instellingen ophouden met prutsen en er geen oorlogen links en rechts uitbarsten.

Gelukkig is de jaarlijkse narcotische zomer aangebroken met het aanvangen van de Tour de France. Voor leken zal ik even kort uiteen zetten wat dat precies inhoudt. In de tijdspanne van een maand zullen een groot aantal junkies op een fiets door Frankrijk rijden, vergezeld van allerlei journalisten, dealers, fluffers, rukkers en Mart Smeets. De camera-ogen zullen vooral gericht zijn op de zevenvoudige super-junk, rasdebiel en ex-kankerlijer (nou ja) Lance Armstrong. (zomerpuzzel-tip: probeer in zijn interviews te achterhalen welke drugs je zou moeten nemen om zelf ook zoveel megalomane onzin uit te kramen, ik heb ingezet op cocaine, amfetaminen en die shit die ze in de koffie op het hoofdkwartier van de PVV doen)

Nu moet ik bekennen, ik ben al niet zo voorstander voor wat voor soort sport in professioneel verband en ik heb qua weerzin, walging en kotsneigingen dat geflipte fietsjerijden boven aan mijn lijst staan. En dan vooral die eeuwige doping bullshit die eromheen hangt. Laten we elkaar geen mietje noemen: 1) iemand die per dag 250 kilometer in de brandende zon op een fiets kan afleggen heeft meer dan een redbull door zijn aderen klotsen, 2) de enige beroepsgroep die hetzelfde voorkomen heeft als wielrenners zijn heroineverslaafden (zie Centraal Station voor visueel bewijs hiervoor) ergo: iedereen die op zo'n fiets zit is zo hoog als een vlieger in het Andes-gebergte. Lekker boeiend, hier hoeven we geen tv-programma's, krantenartikelen, internetpagina's en belastinggeld aan te besteden; ik zou zeggen: hang een webcam op Hoog-Catherijne en het vermaak heeft dezelfde spanningsboog.

Ik wil niet het idee schetsen dat wielrennen de enige sport waar de beoefenaars graag een spuitje nemen, het is alleen de meest saaie. Als je namelijk naar wat voor topsport kijkt, voetbal, basketbal, whatever, al die leden zien eruit alsof ze de steroiden en cocaine dagelijks en vrolijk over hun cornflakes strooien, maaaarrr, aan andere sporten -niet wielrennen- zit nog een licht, technisch aspect. Een voetbal in een kruising gedraaid zien worden kan nog een verrukkelijk gevoel teweegbrengen. Fietsen, echter, is een kwestie van je benen op en neer bewegen. Degene die de meeste, beste drugs in zijn adertjes heeft zal hiermee winnen.

Kortom, ik heb alles waar de kans aanwezig is om iets van die dopingkermis mee te krijgen in een cirkel van 100 meter van mij verwijderd, verbrand of uit het raam gesodemieterd, heb bij Gall & Gall een doos wijn aangeschaft en ik zit in een comfortabele stoel al drie dagen naar een oneindige moonwalk te kijken (http://www.eternalmoonwalk.com/) en ik hoop dat de zomer snel voorbij is.